snelheid is meer zo hard mogelijk, weerstand is meer kracht gerelateerd. door een grotere kracht te maken dan normaal geval zou zijn, ga je vervolgens tijdens normale omstandigheden harder.
als we even lopen pakken als voorbeeld: snelheid train je op een vlak stuk, bijvoorbeeld een baan. over een bepaalde afstand loop je een bepaalde tijd of op een bepaalde hartslag. Weerstand train je dmv heuvel. dit kan bijvoorbeeld een viaduct zijn, ergens in het bos ( bijvoorbeeld een fartleg). wat dan ook van belang is is dat de heuvel niet te stijl is, 3-4% kan al genoeg zijn. dan kun je lopen met een nagenoeg zelfde techniek als op het vlakke. als je stijler pakt wordt je loopstijl wat anders, en train je andere spieren waardoor effect niet optimaal is. sprintertrainingen kun je ook doen dmv een parachute, autoband e.d. achter je aan. met fietsen is het idee hetzelfde, alleen heb je daar nog wat meer technische snufjes dan met lopen waardoor je op het vlakke makkelijker weerstand kunt trainen. hierbij kun je ook aan tegenwind denken. nadeel is dat je verzet niet te zwaar moet zetten, slecht voor de knieën. weerstand op de fiets doe ik liever met heuvels en een lichtverzet. last but not least, met zwemmen heb je paddles e.d. om zwembeweging zwaarder te maken.